Riet- en maaiafval

Om het unieke landschap van het Weerribben-Wieden te onderhouden is het noodzakelijk periodiek te maaien. Veenmossen en andere planten, zoals zonnedauw, krijgen door het maaien meer ruimte en licht en daarmee behouden we de biodiversiteit. Ook gaat het verbossing van de zeldzame veenmosrietlanden tegen.

De Wieden is voor het grootste deel eigendom van Natuurmonumenten. Het is een vergraven laagveengebied met grote veenplassen, zoals de Belterwiede en de Beulakerwiede. De Weerribben, voor het grootste deel eigendom van Staatsbosbeeer, heeft een geheel ander karakter. Hier zijn de sporen van de veenontginnning nog duidelijk aanwezig in de vorm van trekgaten en ribben. De gebieden zijn aangewezen als Natura2000.

Snijden in de winter

In beide gebieden worden in de winter de rietlanden gesneden. Het riet wordt vervolgens gekamd en als economisch product  voor dakbedekking afgevoerd. Bij het kammen van het riet ontstaat sluik. De rietsnijders verbranden dit rietafval.

Maaien in de zomer

In de zomer worden de hooilanden gemaaid. In de Wieden zetten de pachters/rietsnijders de vrijgekomen biomassa langs het water gezet. Natuurmonumenten voert het maaisel af. In de Weerribben wordt het zomerwerk voor een deel aanbesteed en voor een deel uitgevoerd door pachters. In het aanbestede werk is voor een deel de verplichting opgenomen dat de biomassa wordt afgevoerd. De pachters krijgen tot nu toe jaarlijks van de gemeente een ontheffing om de biomassa te verbranden.

Stookontheffing

Het verbranden van afval buiten inrichtingen - waaronder riet, rietafval en maaiafval - is bij wet verboden. Het college kan ontheffing verlenen. Natuurmonumenten vraagt jaarlijks voor de ongeveer 140 pachters ontheffing aan om ’s winters te mogen branden (vanaf 1 december tot en met 30 april). De ontheffing wordt aan de pachters zelf verstrekt. Staatsbosbeheer  vraagt voor ongeveer 90 pachters een ontheffing aan voor zomer- en winterbranden (van 15 juni tot en met 30 april). Ook hier wordt de ontheffing verstrekt aan de pachters. Daarnaast zijn er ongeveer 10 particuliere grondeigenaren die een ontheffing aanvragen.

Veel rookontwikkeling

Hoewel de rookpluimen tussen de drogende rietschoven passen bij de romantiek van het ambacht, zien we in de praktijk vaak grootschalige verbranding met veel rookontwikkeling. Dit draagt bij aan milieuproblemen als verzuring (NOx, SOx), het broeikaseffect (CO, CO2, CH4) en overlast in de woon- en leefomgeving door geuroverlast en luchtverontreiniging (fijnstof). De rook leidt steeds meer tot klachten van inwoners en past ook niet in het streven naar een duurzame samenleving.

Rietsector denkt mee

In dit kader zijn gesprekken gevoerd met de rietsector met als doel de mogelijkheden te verkennen het verbranden van maaiafval te verminderen. Volledig stoppen met het verbranden van maaiafval is niet eenvoudig. Het werkterrein van de rietsnijder/pachter is vaak afgestemd op het snijden van het riet mét het verbranden van het afval. Als het afval afgevoerd moet worden, kan een rietsnijder minder riet snijden. Het riet moet namelijk vanwege natuurwetgeving voor een bepaalde datum van het land zijn. Ook zijn niet alle percelen even goed bereikbaar. Percelen zijn vaak smal en diep, waardoor het afval over dezelfde, weinig draagkrachtige ondergrond getransporteerd moet worden en het perceel beschadigt. Het is niet de bedoeling om de rietsector in de problemen te brengen, maar wel om de rookoverlast en de uitstoot van schadelijke stoffen te verminderen.

Rookoverlast verminderen

Met een brede groep van betrokkenen in en bij de rietsector is uitgesproken om het branden van maaiafval te minimaliseren. Dit doen we aan de hand van bijgevoegde routekaart.

Routekaart minimaliseren zomerbranden maaiafval

De routekaart minimaliseren zomerbranden maaiafval (PDF, 710 kB) is ook te downloaden.

De routekaart geldt vooralsnog voor zomerbranden. Over het algemeen is er weinig overlast van het branden in de winter. Dit materiaal is vaak goed droog en brandt daarom met weinig rookontwikkeling. In het maaiafval van het zomerwerk zit vaak nog vocht, dat geeft wél rook.

Maatregelen

In 2023 is in overleg besloten om het moment van branden in te korten van zonsopgang tot 10:00 uur. Dit beperkt de rookoverlast gedurende de dag.

Daarnaast wordt met een brede groep van betrokkenen in en bij de rietsector een plan van aanpak geschreven hoe te komen tot het minimaliseren van het branden van maaiafval. We voorzien dat we hierin twee snelheden krijgen. Een gedeelte waar met de huidige infrastructuur maar extra inspanning het maaiafval afgevoerd kan worden en een deel waar ook extra infrastructuur voor aangelegd moet worden.

Als eindresultaat verwachten we dat het verbranden van maaiafval alleen nog toegestaan wordt in gebieden waar dit vanuit de opgelegde natuurdoelen echt niet anders kan.

Vragen

Heeft u vragen, bel ons dan via telefoonnummer 14 0521.